Docenten als pioniers bij onderwijsverandering: ‘Herontwerp van het onderwijs komt van binnenuit’

Samen stropen 24 organisaties voor voortgezet (speciaal) onderwijs, mbo en lerarenopleidingen in Drenthe, Groningen, Overijssel en Friesland de mouwen op in de strijd tegen het lerarentekort. In samenwerkingsverband Noorderwijzer willen alle organisaties de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs waarborgen. Daar komt ook een stukje innovatie bij kijken. Bij het Roelof van Echten College in Hoogeveen, onderdeel van Noorderwijzer, zijn ze met behulp van het rentmeesterprogramma van Verus flink aan het pionieren. “Als je verandering in het onderwijs wil bewerkstelligen, moet je bij de docenten beginnen. Zij zijn je kritische sparringpartners”, vertelt bestuurder Albert Weishaupt.

Met het alsmaar toenemende lerarentekort, zat er voor veel organisaties die zijn aangesloten bij Noorderwijzer niets anders op dan de handschoen oppakken. “We moeten nú schakelen, zodat we een breed en kwalitatief goed onderwijsaanbod kunnen blijven bieden”, zegt Weishaupt. Hij noemt de aantrekkelijkheid van het beroep, de onderwijskwaliteit die onder druk staat en de (groeiende) werkdruk als vicieuze cirkel voor het lerarentekort. “Er komt een donkere wolk op ons af. Waar eerst nog een vorm van ontkenning was, zien scholen nu dat het steeds moeilijker wordt om de onderwijskwaliteit te waarborgen en lessen door te laten gaan. Op veel scholen zijn docenten meer uren gaan werken, maar dat is niet houdbaar.”

De scholen binnen Noorderwijzer zijn niet onbekend met samenwerking. Zo waren zij ook onderdeel van een regio waarin ze subsidie kregen voor de Regionale Aanpak Personeelstekort Onderwijs (RAP). Hiermee werd onder meer gewerkt aan betere instroom van nieuw onderwijzend personeel. Weishaupt vervolgt: “Bij het lerarentekort moet je niet alleen kijken naar instroom, of betere marketing. Je moet ook kijken naar het anders organiseren van je onderwijs. Deze visie wordt gedragen door alle scholen binnen Noorderwijzer. Daarom wil Noorderwijzer nu voorloper zijn in de onderwijsregio.” Medewerkers van Noorderwijzer-scholen kwamen op 13 maart samen op een congres van Noorderwijzer over innoveren en professionaliseren in het onderwijs.

Docenten voorop

Binnen Noorderwijzer zijn de aangesloten onderwijsorganisaties bezig met innovatieve ideeën om het onderwijs anders te vormgeven, waardoor onderwijskwaliteit behouden blijft, het vak docent aantrekkelijker wordt en de werkdruk behapbaar blijft. Het idee hierbij is dat binnen scholen zogeheten guiding coalitions worden opgericht. Op het Roelof van Echten College is al zo’n guiding coalition actief. Deze coalitie bestaat uit docenten die zelf binnen hun onderwijsorganisatie zijn opgestaan om mee te denken over hoe het anders kan en die onderling ook good practices met elkaar delen. Weishaupt benadrukt dan ook dat het initiatief hiervoor bij de docenten ligt. “De daadkracht van docenten hierin is onmisbaar. Als de wens om verandering door hen wordt gedragen, dan is dat een mooi begin van stappen zetten. We werken samen hard aan een herontwerp van het onderwijs en dat zien we vandaag al terug in de school.”

Dat betekent concreet dat de onderwijspioniers in de guiding coalition de school al flink als proeftuin gebruiken. Theo Zeinstra, clusterleider Exact en docent scheikunde, is betrokken: “Hierbij zijn constante communicatie, zichtbaarheid en luisteren naar wat collega’s wensen in het onderwijs van groot belang. Samen denk je na over ideeën om tot een goed plan te komen.”

De guiding coalition van het RvEC.

Proef bij wiskunde

Zo loopt er een proef met de sectie wiskunde, waar twee klassen tegelijkertijd les van een docent en een onderwijsassistent krijgen. Hiervoor is de vaste wand tussen twee lokalen vervangen door een vouwwand. Zeinstra: “Het mes snijdt hier aan meerdere kanten. Wiskundedocenten zijn schaars en een onderwijsassistent krijgt gelijk een goed inkijkje in het onderwijs en lesgeven. Wel vraagt dit van de wiskundedocent een andere manier van kijken naar zijn of haar les. Je geeft namelijk bepaalde taken aan een onderwijsassistent.”

Mentoraat

Door een aantal van de docenten wordt ook aangegeven dat het mentoraat een belastende taak is naast het geven van een vak. “Het is een van de meest onvoorspelbare taken binnen het onderwijs, waar ook binnen de lerarenopleiding niet veel aandacht voor is. Daarom willen we ook kijken of bijvoorbeeld een andere professional met pedagogische kwaliteiten dit zou kunnen overnemen. Uiteraard met behoud van de kwaliteit van het mentoraat”, vertelt Stephan Bloemendal, clusterleider Zaakvakken en economiedocent. Dit betekent niet dat docenten geen mentor meer mogen zijn, want sommigen halen volgens Bloemendal veel voldoening uit het mentorschap. “Maar er zijn ook docenten die het mentoraat graag willen onderbrengen bij andere onderwijsprofessionals die ook affiniteit met het begeleiden van leerlingen hebben, zodat zij zich volledig op hun vak kunnen richten. Dat verlicht de werkdruk en maakt het vakdocentschap tegelijkertijd aantrekkelijker. Het is een stukje maatwerk.”

Kijkje in de praktijk

Verder merken ook leerlingen dat sommige lessen in de school anders worden vormgegeven. Zo gaan vmbo-leerlingen van het Roelof van Echten College en Wolfsbos een dag in de week naar Hunebouw. Dit gebeurt in samenwerking tussen de techniekdocenten van de VO-scholen, Bouwmensen en Hunebouw. Ook in de regio’s Emmen en Assen bijvoorbeeld vindt dit plaats. Betrokken techniekdocent Teun Hutten: ”Hier krijgen ze les in de praktijk, zodat ze echt de kneepjes van het vak leren.” Volgens Tim Mentink, natuur- en scheikundedocent en coalitielid, is er sprake van een win-winsituatie: “Je hebt minder docenten nodig, omdat er ook medewerkers van HuneBouw aanwezig zijn om de leerlingen te begeleiden. Daarnaast zijn leerlingen heel positief over buitenschools leren: ze zijn in een praktijkomgeving. Ze zijn samen aan het werk en willen elkaar helpen.”

Bloemendal vult aan: “Ook bij havo, atheneum en gymnasium zien we dit gebeuren. Zo werkt het technasium nu aan een zonneboot in het kader van de Young Solar Challenge. Leerlingen moeten bijna weggestuurd worden, zo graag willen ze gezamenlijk hieraan werken.” Vanuit meerdere Noorderwijzer-scholen doen leerlingen mee met de Young Solar Challenge. Bloemendal vervolgt: “We kijken ook met de bovenbouw vwo naar de indeling van het onderwijs. Hoe kunnen we onderwijs geven wat bij hen past? Ze geven bijvoorbeeld aan met meer zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid te willen werken. Daarom denken we aan hoor- en werkcolleges, waar leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen, en er zo wel ruimte blijft voor leerlingen die wel specifieke aandacht wensen.”

Al met al betekent dit een andere manier van onderwijs geven, waardoor het klassieke lesgeven (docent voor de klas, leerlingen aan tafel) minder wordt gedaan. Inmiddels is ook duidelijk dat de school meedoet met de pilot Onderwijstijd, een initiatief van het ministerie van OCW, de onderwijsbonden en de VO-raad. In schooljaar 2024-2025 wordt gewerkt aan plannen en het treffen van voorbereidingen om in schooljaar 2025-2026 te experimenteren met de onderwijstijd en daarbij te kijken of met een andere onderwijstijdindeling de onderwijskwaliteit op peil blijft.

Wetenschappelijk onderbouwd

Binnen Noorderwijzer bestaat de wens om de stappen op het gebied van onderwijsinnovatie wetenschappelijk te onderbouwen. Weishaupt: “Ik zou graag een promovendus hebben die meekijkt met hoe we het binnen Noorderwijzer doen, en vanuit wetenschappelijk perspectief inzichten kan geven in de innovatiestappen die we zetten. Op basis daarvan hopen we gezamenlijk wetenschappelijk onderbouwd onze weg te vervolgen richting een robuuste, toekomstbestendige school waarin we de impact van het lerarentekort en de werkdrukbeleving verlagen, inspelen op de veranderende maatschappij, goed omgaan met financiële middelen en een breed en kwalitatief goed onderwijsaanbod blijven bieden.”

Toekomst: weg van klassiek onderwijs

Kijkend naar de toekomst geeft Zeinstra aan dat hij hoopt dat docenten niet per se meer klassiek lesgeven, maar onderwijs verzorgen. Ook ziet hij een duidelijke scheiding tussen onderbouw en bovenbouw. “In de onderbouw kun je denken aan ’s ochtends algemeen les, waar ’s middags juist ruimte is voor verdieping. Voor de bovenbouw zie ik gemoduleerd onderwijs, waar leerlingen hun eigen leerpad kiezen, als een potentiële optie. Dat vraagt wel iets van het toetsen. Dat moet anders worden ingericht.”

Bloemendal hoopt dat Noorderwijzer door de innovatie anderen inspireert en dat het onderwijshart van docenten sneller gaat kloppen: ‘Goh, wat een mooi onderwijs. Daar wil ik graag een bijdrage aan leveren.’ Tot slot hoopt Mentink dat docenten over vijf tot tien jaar nog meer op leerlingenbasis en met maatwerk kunnen werken. “Onderwijs is meer dan een diploma. Persoonlijke en sociale ontwikkeling zijn minstens zo belangrijk. Het is zo mooi om een stukje mee te lopen op de levensweg van jongeren en samen te werken aan hun groei als leerling én als mens.”

Foto: Pjotr Wiese 

Menu